Westbroek
Journalistieke Producties

Moeizame starters

Moeilijke starters

‘Dit is K., met een Franse tik.’

Giechelend bogen Elisabeth en ik ons over het kladblaadje met het door mij geschilderde portret. Een gedrochtje met vervaarlijke slagtanden en puntige duivelsoortjes.

Toen K. op onze lessenaar afstoof, probeerden wij het blaadje te verstoppen, maar hij rukte het uit mijn handen. Hij keek en verschoot.

‘Ga weg!’brieste hij, terwijl hij met een woest gebaar de deur open gooide.

De zoveelste aanvaring binnen een halfjaar tussen mij en de docent Frans.

Na een aantal incidenten leek tussen ons een grimmige vijandschap te zijn gegroeid.

Als jong, beginnend docent moest de hypernerveuze K. alle zeilen bijzetten om de orde te bewaren en ik was daarbij een onvermijdelijke hinderpaal. Als beginnend middelbaar scholier, eveneens hypernerveus, had ik de grootste moeite om te overleven in de slangenkuil, die ik verruilde voor de knusse zesde klas van de Van Oldebarneveltschool. Daar had ik vriendinnen en oogstte ik bewondering voor de verhalen die ik schreef, zelfs van de strenge juf. Op het Rotterdamsch Lyceum werd ik afgebroken, en wist ik niet hoe ik mezelf weer kon opbouwen. Ik dreigde in chaos ten onder te gaan. Leiderstiepjes in de klas, die mij wegzetten als ‘verwaand nest’, als ik zweeg wanneer ik hun rotopmerkingen niet kon pareren. Wanhopige zoektochten om het juiste lokaal te vinden. Vernietigende reprimandes van leraren wanneer ik, veel te laat, met een verwilderde blik het juiste lokaal enterde. Gele briefjes (zogenaamde ‘geeltjes’), die mijn ouders moesten ondertekenen omdat ik mijn lessen niet kende. Vette onvoldoendes, en niet alleen voor wiskunde. Boeken vergat ik, huiswerk schreef ik verkeerd op. In plaats van dit eerlijk op te biechten, verzon ik allerlei ingewikkelde smoesconstructies: ‘Ik weet wel dat u zei dat we hoofdstuk 2 a moesten leren, maar ik dacht dat u bedoelde hoofdstuk 2 b…’

Vooral K. reageerde daar furieus op. ‘Jij hebt altijd smoesjes!’fulmineerde hij.

Smoesjes, hoe durfde hij? Ik, die er prat opging eerlijk en oprecht door het leven te gaan… Waren mijn ouders niet trots op mijn ‘eerlijke blauwe blik?’ Nooit zou ik mij bezondigen en spieken en afkijken. En nu betichtte deze nazi mij van oneerlijkheid? Nazi, jazeker! Na een ouderavond was mijn moeder getroffen door de gelijkenis van K. met het portret van een jonge SS-officier in een oorlogskrant: spierwitte kuif, fanatieke blik, merkwaardig lichte, doordringende ogen. Dat uiterlijk, dat sterk overeenkwam met de latere SS-typetjes van Herman Koch in Jiskefet, gecombineerd met zijn in mijn beleving ingemene karakter, maakte hem in mijn ogen tot een slechterik, die in het Derde Rijk geen slecht figuur zou hebben geslagen. In mijn dagdromen liet ik K. aftuigen door stoere mannen, die leken op de Sparta-linksbinnen, voor wie ik in die tijd een passie koesterde. Dat zou hem leren! Want zijn haat tegen mij was buiten proporties. Snapte die schoft nou niet dat ik nog maar een kind was? Altijd moest hij mij hebben. Hij pikte mij eruit, stuurde me de klas uit, terwijl ik niks gedaan had! Of niks… Nou ja… Waren die snierende commentaren op zijn lesstof, net luid genoeg uitgesproken om door hem te worden gehoord, er niet vaak debet aan? Maar was dat dan zo erg? Ach ja, nazi’s hebben ook helemaal geen humor…

In zijn gevecht om de orde viel K. vaak driftig uit, waarbij niet alleen ik naar de rector werd gedirigeerd. Regelmatig bivakkeerden door K. gedropte meiden uit MMS-klas M1 voor de deur van de rectorkamer. Ondanks machteloze pogingen om zijn populariteit te verhogen met verhalen over een stier die hem op de hielen zat, ontsnapte kippen en dronken boeren, vonden de meeste leerlingen K. maar een rare snuiter.

Volgens Bettien kon hij het allemaal niet helpen. Zij wist te vertellen dat hem ooit iets ‘vreselijk zieligs’ was overkomen. Dat had ze van haar moeder, die in het schoolbestuur zat. Wat het was, kon haar moeder niet vertellen: geheim!

Wilde speculaties deden de ronde. K. zou door een vrouw op wrede wijze zijn verlaten. Of misschien was het een man, want volgens andere geruchten zou hij homo zijn. Dubbel zielig dus. Een ander gerucht: door een gruwelijke oogziekte was hij een oog kwijtgeraakt en nu had hij een glazen oog. Moet je maar eens opletten hoe hij je aankijkt… Griezelend maakten wij ons vrolijk over het oog, dat ’s nachts, op zijn nachtkastje, alle kanten uitkeek.

Toen ik, ondanks alle sores en chaos, met slechts één onvoldoende voor wiskunde overging naar M2, raakte ik van mijn kwelgeest verlost. Nadat ik in de tweede was blijven zitten en het in 2 havo op de Mecklenburglaanschool ging proberen, leken onze paden zich weer te kruisen. K. was mentor geworden op deze school. Wat? Hij? Die onrechtvaardige nazi? Hoe was dat mogelijk? Tot mijn intense opluchting kreeg ik niets met hem te maken, in mijn jaar in de experimenteerklas 2H2. Toen heimwee mij naar M3 van het Rotterdamsch Lyceum dreef, verloor ik K. uit het oog.

Mensen die hem hadden meegemaakt als leraar op de Mecklenburglaanschool, roemden zijn warme begrip en zijn betrokkenheid bij leerlingen. Ging het echt over dezelfde K.? Dat kon helemaal niet!

Tijdens een etentje, voorafgaand aan een reünie van de Mecklenburglaanschool, kwam ik hem tegen. Een bijzonder lieve, aimabele oude heer, met wie ik op vriendschappelijke wijze herinneringen ophaalde. Hij vond mij toentertijd opvallend, kon zich mij goed herinneren, maar bleek nooit kwaaie gedachten over mij te hebben gekoesterd. Pas toen zag ik dat K. nooit een schurk was geweest, geen slechterik, geen nazi. Gewoon een tobber, voor wie het begin moeilijk was geweest. Net als ik. Maar ik was toen te jong om deze overeenkomst tussen ons te herkennen.

Laat een reactie achter.

Inloggen is niet nodig. Klik in het tekstveld en kies een naam om als gast te reageren.
blog comments powered by Disqus