Westbroek
Journalistieke Producties

Bonnie Malone is alom

Wie kent Bonnie Malone?
Niemand, vermoed ik.
Maar ik ken haar uit mijn kindertijd, en ik denk nog regelmatig aan haar, evenals aan Joop ter Heul. Bonnie en Joop hebben een grote impact op mijn dagelijks doen en laten, nog steeds. Joop zullen velen nog wel kennen. Haar wederwaardigheden en taalgebruik doemen associatief bij mij op, in talrijke situaties(‘zo, geliefde, ik zal je laven, ik heb nog sloten thee’, ‘drakenpit’, ‘van blozende mannen krijg ik kramp in mijn tenen’). Herkenbaar, evenals de lotgevallen van Bonnie. Maar bijna niemand kent dit geesteskind van de Amerikaanse schrijfster Lenora Mattingly Weber. Haar avonturen, voor Nederlandse meiden opgetekend in de Prisma Juniores serie, lijken aan veel generatiegenoten voorbijgegaan. Bonnie who?
Nu is het oeuvre van Mattingly Weber beduidend minder toegankelijk dan dat van haar Nederlandse collega Cissy van Marxveldt. Waar Van Marxveldt to the point komt, begeeft Mattingly Weber zich regelmatig op zijpaden, waarover zij pagina’s lang uitwijdt, getrouw aan de neuzeltraditie van veel naoorlogse Amerikaanse schrijfsters Een klap van de achterdeur, die de komst van de hulp voor halve dagen aankondigt, is goed voor een paginalange uitwijding over de complete doopceel van dit vrouwspersoon.
Een bezoek van Bonnie aan de drugstore, om verjaarskaarsjes te halen, voert via anti-sproetencrème naar haar moeizame relatie tot vriendje Norbett, via Norbett naar diens typelessen, om te belanden bij zijn mislukte scheikunde-examen.
Maar wie zich daar doorheen weet te bijten, kan meeleven met Bonnie, een tienersloofje uit Denver, Colorado, met Pippi-Langkous-uiterlijk (sproeten, rooie vlechtjes). Zij is de jongste thuis, maar draagt in haar eentje de verantwoordelijkheid voor het chaotische huisgezin, bestaande uit een geniale, verstrooide broer, die de geschiedenis van de stad uitdiept, een paardengekke zus, een pa, die als sociaal bewogen en bevlogen journalist vaker tussen Navajo Indianen zit dan aan de keukentafel, en een zootje sloopzuchtige honden.
Geen ideale omstandigheden om eens rustig aan jezelf en je taken toe te komen.
En dat is wat Bonnie toch dapper probeert, elke keer opnieuw. En steevast wordt zij daarin gedwarsboomd.
Blijmoedig draait zij aan de oude, knarsende ijsmachine, om pepermuntijs te maken voor haar humeurige vrijer, als de bel gaat, en een kudde oorlogswezen op de stoep staat. Vanuit één van zijn verre oorden had haar vader geregeld dat deze beschermelingen voor onbepaalde tijd in zijn huis mochten logeren. Bedankt, Pa!
Juist wil Bonnie verf kopen om haar kamer op te knappen, of daar staat de pater op de stoep, met het verzoek stante pede in de auto te stappen om een kist ouwe lorren op te halen ten behoeve van een goed doel, dat niet kan wachten.
De Lady Elinor taart in de oven moet het hoogtepunt worden van een met hangen en wurgen tot stand gekomen party. Maar dan zwaait Bonnie’s geleerde, geniale, verstrooide broer de ovendeur voortijdig open.
Als Bonnie haar antisproetencrème wil uitproberen, werpt de hond uitgerekend in haar kamer een nest jongen.
Altijd wat…
Van Bonnie’s schoolwerk komt weinig terecht, als Pa professor Emerson Worth op haar dak schuift, een dementerend oud lijk, dat in zijn schemertoestand haar broer helpt bij zijn research naar de geschiedenis van Denver. Dat Bonnie nooit blijft zitten op de Harkness High School, bewijst dat zij minstens zo geniaal moet wezen als haar broer.
Uitputtend als het leven zelf. Ik weet het, want regelmatig verzeil ik in Bonnie-situaties.
Vooral in mijn werk. Journalist, evenals Bonnie’s vader, maar niet zo’n fanatieke mensenredder. En ik ben lang niet zo huishoudelijk als zijn dochter. Toch herken ik haar frustraties. Als ik die kostbare, bloedig bijeengesprokkelde info tot een verantwoord kwaliteitsartikel wil verwerken, liefst voor 3en, zodat ik nog even naar de stad kan om die geinige bloemetjestas te scoren. Alles op schema, schitterende volzinnen, die via mijn brein zó de computer in willen knallen. En die vervolgens ineenstorten als Bonnie’s Lady Elinor-taart. Want daar gaat de telefoon. Een vage kletsfunctionaris, die ik niet kan en mag afpoeieren. Ik kan die figuur in de toekomst nog nodig hebben. Of ik tijd heb om een verhaal te maken over één of ander non item over sociale competenties. Opdracht? Haha, niks dervan! Ik moet er mee gaan leuren bij mijn opdrachtgevers. Als het zinloze gesprek eindelijk is uitgewoed, ben ik anderhalf uur verder. Die bloemetjestas kan ik die dag wel op mijn buik schrijven.
Op een haar na slijt ik per telefoon een verhaal voor de zaterdag pagina van een Gezaghebbend Blad Dat In Alle Kiosken Verschijnt, als woest geblaf van hondlief het gesprek aan stukken scheurt. De glazenwasser claimt geld voor ramen vol vetstrepen en vogelenpoep. Hij zal niet vertrekken voordat hij het heeft. En hij krijgt het niet. Eerst zemen! En dat doet hij niet. Een genoeglijke patstelling.
Vaarwel, Gezaghebbend Blad, welkom, Bonnie!
Kant en klaar voor een interviewafspraak, autosleutels in de aanslag, buurman aan de deur. Of onze badkuip ook zo lekt. Nee, dat niet, wel vliegt en passant een plank uit het gangkastje, alle handdoeken en washandjes in zijn val meeslepend.
VerBonnie-ing ligt overal op de loer.
Zorgvuldig strooi ik basilicumblaadjes, de finishing touch aan de Moeder Aller Maaltijden , en daar staat een gladjanus op de stoep. Of ik lootjes wil kopen voor een niet bestaand goed doel. Met mijn botte weigering roep ik de toorn van manlief en zoonlief over mij af. Of ik niet wat beleefder kan zijn tegen die arme man? Een tijdverslindende ruzie is het gevolg. De Moeder Aller Maaltijden verpietert tot Martelaar Aller Maaltijden.
Bonnie Malone.
Niemand kent haar, maar zij is alom.

Laat een reactie achter.

Inloggen is niet nodig. Klik in het tekstveld en kies een naam om als gast te reageren.
blog comments powered by Disqus