Westbroek
Journalistieke Producties

Kom nie Cindy!

‘Kom nie Cindy!’ Bittere tranen weende kleine Charlotte, terwijl zij zich met alle kracht van haar poppenarmpjes vastklemde aan mijn been. Een vast ritueel dat voorafging aan de middagen en ochtenden waarin ik mijn vak wilde bijhouden. Welzijnswerkers interviewen voor obscure welzijnsblaadjes. Op pad met actievoerders tegen huurverhoging, of voor abortus in het ziekenfonds, waarbij ik tussen al die spandoeken nu en dan de grenzen van journalistieke objectiviteit uit het oog verloor. En ondertussen moest onze schat thuisblijven. Bij Cindy, een jonge blonde meid, die onder dikke lagen make-up en snoepjeskleurige discokleding een warm kloppend moederhart verborg. Dachten wij.
‘Kom op, Cindy is toch lief?’riep ik dus op een hysterisch opgewekt verstandige-moeder-toontje. ‘Cindy is níét lief!’krijste Charlotte obstinaat. Kom op, niet zo eenkennig! Ze moest zich er maar overheen zetten. Ze was twee jaar, een weerbarstige leeftijdsfase. Ze kon heus wel een paar uur zonder haar vader en moeder. Was ze niet de beste maatjes met haar peuterspeelzaalgenootjes en met de peuterjuffen? Charlotte moest zich maar schikken, daar werd ze sterk van.
‘Hááá, Charlotje! Kijk eens wat ik voor je heb?’ Op de drempel stond Cindy in een kek rood suède jasje. Uit haar metallic tas viste ze een bultig blauw met wit mormeltje. ‘Kijk, die is Ronny. Ik heb hem op school gebreid. Mag jij hebben.’ Nou, een schat van een babysitter… Toch?
Na een bemoedigende knuffel zwaaide ik nog even door het raam en zette met ferme pas koers in naar de bezigheden die lokten. Op straat hoorde ik mijn kind ontroostbaar snikken.

Cindy was tweede keus. Na een advertentie in De Havenloods en een uitgebreide sollicitatieronde hadden wij de keus laten vallen op Sieglien, een rondborstige moederlijke Surinaamse van midden dertig. Na een ochtend vruchteloos haar komst te hebben afgewacht, belden wij Cindy. Zij leek ons een frisse, spontane, gezellige Rotterdamse meid, met interesse in kleine kinderen: op het VBO had zij een module kinderverzorging gevolgd. Zij had het tegen Sieglien moeten afleggen vanwege haar jeugdige leeftijd. Noodgedwongen moesten wij hier overheen stappen.
Met jeugdig elan ging Cindy met ons Lotje aan de slag. Zagen wij nou echt niet dat onze vrolijke spring in het veld er aan het eind van de dag een beetje treurig en slapjes bij zat?
Cindy kwam twee keer per week. Wij gingen er van uit dat zij en Charlotte zich vermaakten met speelgoed en tekengerij, en met spelen op het buurtspeelplaatsje?. Maar wie was in vredesnaam Wespindre? Lot had het regelmatig over deze mysterieuze figuur, uit haar summiere mededelingen bleek het om een manspersoon te gaan, die de gewoonte had aan haar wang te trekken. Dan was er ook nog een zekere ‘Rokkak’. Waar ontmoette ze die gasten? Op het speelplaatsje? Of kwamen die figuren bij ons over de vloer? Het intrigeerde, maar alarmeerde ons niet. Zo’n enthousiaste jonge blom had toch geen foute vrienden? Ze kwam immers uit een stabiel, harmonisch gezin? Als Cindy ziek was, werd zij vervangen door haar moeder, een gemoedelijke matrone, die zich voorstelde als Tante Wil. Een knusse omafiguur, met wie Charlotte het goed kon vinden.
De eerste twijfels kwamen toen Cindy mij vroeg of ze ons adres mocht gebruiken om de brieven van een vriendje te ontvangen. Als haar stiefvader erachter kwam dat zij met hem omging, zou er verschrikkelijk gedonder van komen. Nu en dan meldde zij zich af vanwege ‘problemen thuis’.
Maar nog steeds toonde zij zich betrokken bij ons gezin. Ze leefde mee met de geboorte van Daniel, maakte zich in mijn kraamperiode zeer verdienstelijk door ochtendjes met Charlotte te gaan zwemmen. Maar ging zij werkelijk naar het zwembad? Dit bleek niet uit de herinneringen van Charlotte, die jaren later loskwamen. Obscure kroegen en morsige jongenskamertjes, dat waren de plekken waar ons kind onder ijzeren dwang naartoe werd gevoerd. Hartverscheurende verhalen hoorden wij. Hoe ons meisje moest plassen, net op het moment dat Cindy de deur uitwilde om zich te haasten naar haar nieuwste vlam. ‘Wespindre’, of ‘Rokkak’…. ‘Opschieten!’, snerpte de in onze ogen zo lieftallige babysitter en sleurde ons Lotje hardhandig over straat. In haar T-shirtje in de stromende regen, op sokken, want jas en schoenen was Cindy vergeten aan te trekken in haar haast om de bus te halen. De reactie die volgde op het plasje op straat, dat Charlotte niet meer kon inhouden, is zij nooit meer vergeten: ‘Ze raasde, tierde en rammelde me woest door elkaar.’
Hadden wij een plaat voor onze kop?
Naïef waren wij in ieder geval.
Op een zaterdagavond ging de telefoon. Een volkomen verzenuwde mannenstem. Sjaak, de stiefvader van Cindy. Hij was naar de markt geweest en was thuisgekomen met een pan met mosselen en wat dacht je? Iedereen weg! Ze waren ‘m gesmeerd, Wil, Cindy, het kleine broertje… Zonder een bericht achter te laten! Niks begreep hij ervan. Er was weleens wat voorgevallen, maar de laatste tijd ging het zo goed. Dacht hij. Konden we in godsnaam contact opnemen als Cindy zich bij ons meldde? De dagen die volgden hing Sjaak regelmatig aan de telefoon. Of hij Cindy bij ons mocht bellen, als zij weer kwam oppassen. Dan kon hij via haar zijn vrouw vragen om het uit te praten. Schaapachtig stemden wij in. Sjaak fleurde er hoorbaar van op. De buren hadden zich over hem ontfermd, vertelde hij en hij had meer rust gevonden: ‘ De buurvrouw bracht mij bloemkool met een gehaktbal en dat is erin gebleven.’
Cindy schrok zichtbaar, toen wij haar meldden dat haar stiefpa haar wilde spreken. Beverig pakte zij de telefoon aan. ‘Ja, maar Pa’, hoorden wij haar zeggen, ‘het lijkt me geen goed idee dat je daarheen komt. Mama komt helemaal bij. En je weet hoe je de laatste tijd geweest bent. Altijd maar schelden, schelden, schelden… ‘ Toch wist hij zijn stiefdochter te overtuigen, want een uur later was ons huis veranderd in een Camp David. Sjaak diende zich aan, een opgewonden reus met een enorme walrussensnor, die ons met gezwollen stem en brede emotionele armgebaren zijn dankbaarheid betuigde. Tante Wil, terneergeslagen en berustend. En Cindy, die zich duidelijk door ons genaaid voelde. Wij zetten koffie voor de familie en verlieten het huis, samen met de kinderen.
Toen we terugkeerden was het echtpaar herenigd, ik weet niet voor hoe lang.
En Cindy hebben we nooit meer gezien.
Kom nie Cindy…
Eindelijk had onze kleine meid haar zin.

Laat een reactie achter.

Inloggen is niet nodig. Klik in het tekstveld en kies een naam om als gast te reageren.
blog comments powered by Disqus