Muisje
3 maart 2023
MUISJE
‘Je lijkt me zo nerveus. Waar komt dat vandaan, denk je?’
Daar gaan we weer… Waarom denken mensen dat toch altijd van haar? Ze kan haar koffiekopje zonder trillen vasthouden.
Vorsende blik door halve brillenglazen. Aan de muur een schilderijtje met zwart-witte bochten en kronkels. Bedoeld om patiënten opmerkingen te ontlokken over wat het volgens hen voorstelt? Instinkertje? Nou, ze laat niks los. Ze gaan haar nergens op pakken. Dit keer niet. Muisje hoort bij haar.
TIEN JAAR GELEDEN
‘Emma, we moeten even praten…’ Waarom verdomme?
Dacht ze dat ze eindelijk meetelde in een leuk baantje.
Corrigeren en redigeren, lekker met woordjes en zinnetjes pielen. Helemaal haar ding. Maar dat gestaar van collega’s, hun blikken van verstandhouding als ze wat zegt. Toeval, toch?
‘Gebruik je drugs?’ Vanachter zijn bureau bekijkt Herman haar onderzoekend. ‘Nee? Hoe kom je dan zo nerveus?’
Maar ze voelde zich juist zo zeker.
Eindelijk gewend, niet langer bang voor blunders, oordelen, afwijzingen. Denk ze.
Het achtervolgt haar, kleeft aan haar.
Zonnestralen langs bladgouden krulhaartjes. Ernstige viooltjesogen volgen de duif die vanuit het struikgewas naast het bankje het luchtruim kiest. Ze is wijs, Roza. En toch nog maar vier maanden, op de kop af. Gisteren hebben Emma en Karel het gevierd, met een glaasje bubbels voor ons en een in vruchtensap geweekte lange vinger voor Roza. Met snelle kleine hapjes gaat het naar binnen. Watervlug is Roza, een beetje schichtig, klein en fijn. Haar muisje. Hun muisje? Karel is er meestal in het weekend, maar hij valt ook weleens binnen op doordeweekse avonden. Niet gelijk in paniek raken als er iets met Roza is.
VIJFTIEN JAAR GELEDEN
‘Goedenavond, wat zijn we hier aan het doen?’ Passief agressief spreken twee agenten Emma aan, terwijl ze bij de ingang van het park op de fiets van een jaargenoot past, met wie zij een speurtocht doet in het kader van de introductieweek van de studentenvereniging. Hij moet even een opschrift van een pand aan de overkant opschrijven. ‘Mogen wij even in je tas kijken?’ Zonder antwoord af te wachten halen de agenten haar tas van het fietsstuur en beginnen omstandig te graaien. Argwanend bekijken ze de vragenlijst van de speurtocht. ’Studiemateriaal?’
‘Waar verdenken jullie me eigenlijk van?’
‘Bezit van drugs. Je zal er ook wel aan zitten, je doet zo nerveus.’
VIER MAANDEN GELEDEN
Knus thuis bevallen. Weeën stormen over haar krachteloze lijf. Karel strijkt natte doekjes langs haar voorhoofd. Karel, wat heeft zij hem innig lief! Opgebrand is Emma, veel te vroeg beginnen met het hijgen van de zwangerschapscursus. Weeënzwakte. In het ziekenhuis moeten ze het karwei afmaken. Slagbomen. Een ruimte die het midden houdt tussen een crematorium en een fabriekshal. Karel mag de verloskamer niet in. Ze begrijpen niet dat hij haar partner is. En Emma had niet de kracht om het uit te leggen. Geen natte doekjes meer, geen lieve woordjes. Wel een gynaecoloog als een automonteur, die haar resoluut aan een monitor en een weeën-infuus koppelt. Emma geeft geen kik, maar de monteur merkt op dat het maar flutweetjes zijn, en vraagt waarom ze zo nerveus is. Hij draait aan een infuuskraantje. De weeën worden sterker. Even geen buitenwereld. Ze mag persen, de monteur sluit haar aan op een vacuümpomp . Het ding zuigt, Emma perst krachteloos mee. Dan ineens voelt zij iets keihards schuren. Een baksteen? Een koppie!. ‘Een meid!’ triomfantelijk trekt de monteur haar prachtige dochter vlot. Een zacht, glibberig roze biggetje. Aandoenlijk knopneusje. Intens lieve ogen. Vergeet-me-nietjes-blauw. Haar vleesgeworden lievelingspop van vroeger. Roza, zo zal zij heten.
Al van kleins af wil zij moeder worden. Maar huishoudelijk is zij een ramp. Sporen van klevende morsplekken op vloerbedekking en meubilair. Aangekoekte pannen.
Talent voor het moederschap? Zij is afstandelijk tegen vreemde kinderen, maar haar kleine zusje en oppaskinderen sleept ze mee in onstuitbare lachorgiën met voorstellingen van gekke typetjes. Baby’s vindt ze lief, als kleine dieren. Beredeneren waarom ze een kind wil, kan ze niet. Ja, wel tien jaar met poppen gespeeld. Schooltje, vadertje en moedertje. Bevallinkje met een pop die ze onder haar jurk uit trok.
VIJFTIEN JAAR GELEDEN
Haar eerste kind mag niet komen. Mislukt in liefde en studie wil Emma iets waardevols doorgeven en koesteren. Door Ger laat zij zich heel bewust bezwangeren. Hij woont in het huis waar zij tijdens haar studie een kamertje huurt. Verwante zielen. Worstelend, zoekend. Ger vertelt over zijn werk als CEO bij een multinational. In plaats daarvan blijkt hij in de bajes te hebben gezeten. Eigenlijk verbaast het haar niet. Zijn beperkte woordenschat, zijn duistere zaakjes in vage horecatenten. Maar ze heeft geen keus. Hij wordt de vader van haar kind.
‘Ben je bedonderd? Hoe moet het dan met je studie? Wij zeker voor dat kind zorgen! Leer eerst maar eens op eigen benen staan. Als je dit doorzet, kom je er niet meer in.’
Haar angst voor verstoting en eenzaamheid wint het van de liefde voor haar baby. Te zwak om te vechten. Na twee maanden verdwijnt het wezentje dat haar al zo dierbaar was.
ANDERHALF JAAR GELEDEN
Steriliseren is helemaal hot. Iedereen lijkt de boel te laten dichtschroeien. ‘Ik denk dat ik het ook maar eens laat doen’, verkondigt Karel, ‘waarom zouden mannen niet hun verantwoordelijkheid nemen?’
De volgende dag gaat haar spiraaltje eruit. Karels voornemen om zich te laten steriliseren blijkt op een grapje te berusten. Maar blij is hij niet, als ze na een paar mislukte pogingen zwanger blijkt. Hij maakt zich zorgen. Kan ze het wel aan? Freelance tekstschrijver met een minimuminkomen.
HALFJAAR GELEDEN
Al de hele dag voelt zij geen beweging. Ongemerkt gestorven en versteend in de baarmoeder? Lief kind, we houden zoveel van je, we zien je zo vreselijk graag komen…
Wiegendood. Stikken onder dekens. Van de commode rollen. En op haar rust de ijzeren verantwoordelijkheid om dit alles te voorkomen. In de storm op een bergtop, zij en haar muisje.
Een golfwagentje nadert, volgestouwd met medische hi-tech-apparatuur. Daarin Muisje In een couveuse, gekoppeld aan slangen. ‘Is ze…ziek?’ ‘Inderdaad’, antwoordt een ambulancemedewerker kortaf.
Emma huilt, Roza ook. Ze wordt er wakker van. Oh heerlijk, er is niks met Roza. Eigenlijk zijn nachtmerries fantastisch.
‘Waarom ben je zo bang dat Roza ziek wordt? Weet je zeker dat je het allemaal wel aankan?’
Alweer die vorsende blik. Opgepast!
Als Roza ziek is, is zij het ook. Zo voelt het. Een met haar kind. Maar dat moet ze niet zeggen, dat gaan ze tegen me gebruiken: ongezonde band! Ook zwijgt ze over haar misselijkheidsfobie. De angst die haar als peuter al beheerste, die haar verlamt als zij hoort over buikgriepgevallen, die haar doet vrezen na twee glazen al dronken te zijn, haar de ene na de andere sigaret doet opsteken, waardoor ze veel te weinig eet en haar graatmager maakt. Waardoor iedereen vraagt hoelang ze al aan de drugs zit. Terwijl ze, uit angst om over haar nek te gaan, nog geen joint opsteekt.
TWINTIG JAAR GELEDEN
Opa, haar lieve, vrolijke opa met wie ze altijd lol had. Samen met haar broer rolde zij over de grond van de pret, hoe flauw zijn grappen soms waren. Opa, van wie zij dachten dat hij haar vader was, zo jong zag hij eruit. Opa en oma kwamen vaak logeren. Tijdens een van die logeerpartijen viel hij zomaar om. Op onverwachte momenten spoedde hij zich naar het toilet. Diagnose: goedaardige, doorgroeiende hersentumor. Wat was daar in godsnaam goedaardig aan? Een jaar later was hij dood. Wie kotst en omvalt is geen lang leven beschoren. Sindsdien let zij op alle signalen die kunnen duiden op een Enge Ziekte. Te warm, te koud, te vol. Kotsen is het ergste. Vaarwel, controle, welkom, Apocalyps.
‘Je bent bang om over te geven, lees ik hier. Hoe doe je dat als Roza ziek is?’
‘Kan ik wel aan’, bromt Emma strijdlustig.
Weer die vorsende blik. Verdomme, hoe komt dat mens nou weer aan dat dossier van die ouwe zielenknijper? Waarom moest ze zo nodig vanaf haar vierde jaar naar een psychiater?
‘Oh, mevrouw, ’t is zo’n vreemd kind. Ze komt de hele dag niet uit de poppenhoek. Misschien autistisch?’
Pas op haar achttiende weigerde ze nog langer die zijen sok te bezoeken, die al wat haar bezighield terugvoerde naar seks en schaamdelen.
Voor elk opvoedkundig wissewasje dat ze niet met haar werkverslaafde echtgenoot kon bespreken, wendde moeder zich tot de zielenknijper. Wordt die man nu weer opgegraven?
Mag ze geen fouten meer maken?
Oké, het was niet handig om de vrouw die voordrong bij de kassa en haar afblafte toen ze daarop wees, een meloen naar haar hoofd te smijten. Maar om nou gelijk de politie erbij te roepen… ‘Drugs’, hoorde zij mompelen, ‘politie-instinct’ en -met blikken naar Roza in het wagentje - ‘jeugdzorg’ en ‘onderzoek’.
Negatief opvallen, het hangt aan haar kont, haar hele leven al. Nu dreigt het haar te vernietigen. Raakt zij Roza kwijt?
‘Is de relatie met je vriend wel bestendig? Hoe vaak komt hij eigenlijk’
Vorsende blik over het manshoge dossier op het bureau.
‘Dat is lekker,’ grauwt Emma, ‘ik raak mijn kind kwijt als ze niet in een keurig gezinnetje opgroeit?’
Peinzende blik achter halve brillenglazen.
‘Een stabiele gezinssituatie zou de kans op permanent toezicht wel verkleinen…’
Kraaiend ligt Roza in haar wipstoeltje. Haar voetjes dansen in de lucht. Emma pakt haar, verbergt haar gezicht in de donzige krulletjes. Karel legt haar in haar bedje, samen zingen ze ‘Maantje tuurt, maantje gluurt’. Zo moet het altijd zijn. Zou dat echt niet kunnen? Hoezo burgertruttig? Emma duikt in de rommelkist, grabbelt naar de ouwe bloemetjesgordijnen, rukt er twee ringen af. In de huiskamer kijkt Karel voetbal. Hij kijkt verbaasd op bij haar theatrale knieval. ‘Karel, wil je met me trouwen?’