Westbroek
Journalistieke Producties

Oma Co

Oma Co

‘Willen jullie asjeblieft dreggen?’ Radeloos was zij. Dagenlang hadden zoon en schoondochter niet gebeld. Met de auto trokken ze door de Ardennen. Het was 1960. Oma Co paste op mijn broer en mij. Wie ging voor ons zorgen als Wim en Wies niet meer zouden terugkeren? Oma had de taken al verdeeld tussen haarzelf en andere familieleden. Voor ons hield zij dit alles verborgen.

Er werd niet gedregd. Een dag later belden mijn ouders. Ze waren verzeild geraakt in telefooncelloos middle of nowhere. Oma weende hete tranen van opluchting.

Zorg om haar dierbaren zat haar in het bloed. Dat ging gepaard met een permanente angst voor rampen. Tijdens vliegreizen van dierbaren stond haar radio de hele dag aan, om nieuws over eventuele vliegtuigcrashes niet te missen.

Vooral sinds de dood van haar echtgenoot, opa Dik, een wat afstandelijke gepensioneerde leraar Engels, aan wie mijn herinneringen summier zijn, verzamelde zij graag iedereen om zich heen. Daarbij wilde zij alles regelen. Altijd wilde zij weten wat voor cadeautjes wij voor onze jarige ouders hadden gekocht. Vond zij het te goedkoop, dan moesten we er iets bij kopen.

En zij wilde dat iedereen gelukkig was, waarbij zij soms meende te moeten ingrijpen.

Toen broer Jan Dirk was uitgeloot voor geneeskunde belde zij de centrale Plaatsingscommissie, om een goed woordje voor hem te doen. Daarbij gaf zij zich uit voor mijn moeder.

Haar bemoeizucht ging soms ver, maar groot was haar liefde voor ons. Een oermoederlijke vrouw was zij, met een allesomvattende warmte, waarin wij ons koesterden en troost vonden.

Talloze herinneringen.

Logeerpartijen, waarbij zij ons meenam naar dierentuin, Scapinoballet of sprookjestoneel.

’s Nachts knus bij oma in het lits-jumeaux. Verjaardagsmaaltijden met roze ijstaart toe.

Ouderlijke stedentrip naar Parijs tijdens het griepseizoen. Broertje en ik voor pampus in bed. Nachtelijke hoestbuien, die zij bestreed met knuffels, haverstroballen en Drievruchtsiroop van Zwaardemaker.

Steeds weerkerende verhalen over vroeger. Over tante Mina, die haar naam niet sjiek genoeg vond en zich Menuet liet noemen. Over de ongeletterde bloemenboer, die hevelsysteem uitsprak als hevelsijstem, en in hevige toorn ontstak toen haar zwager daarom lachte. Over al die Wimmen in de familie. Wim van oom Wim, Wim van oom Ab, mijn vader Wim…

Kleine Wimpie, die zich, onderweg naar de groenteboer, zijn ‘grote cent’ liet afpakken door een gehaaid groot meisje. Kleine Wimpie, die met een pond ham thuiskwam in plaats van met een ons.

Bij oma naar Pipo, Swiebertje en Ivanhoe kijken toen we nog geen tv hadden.

Als voormalig schooljuf gaf zij mij rekenbijlessen en huiswerkbegeleiding, voorafgegaan door zelfgemaakte soep en mijn lievelingsslaatje uit haar favoriete delicatessenzaak.

Met die lessen loodste zij mij het voortgezet onderwijs binnen.

Als dochter van een kok/banketbakker was eten en koken voor haar van levensbelang. Haar ronde vormen getuigden hiervan, haar uitgesproken forse lichaam bood troost en beschutting na ruzies met vriendinnetjes en gesodemieter op school.

Met haar geruststellende ‘ben je wijzer?’ als we in de rats zaten over mogelijke rampen (slechte cijfers, ongelukken, kapotte spullen) verdween onze sores.

En wat Oma wilde gebeurde.

De dokter snauwde de kleine Jan Dirk af, die angstig huilde om de polioprik. ‘Weg met die man!’ riep moeder. Oma in alle staten. In tranen smeekte zij hem niet de laan uit te sturen. Hij was al zo lang in de familie. Was hij het niet, die Wimpie ooit van longontsteking genas? Die altijd een luisterend oor bood? Moeder capituleerde.

Oudejaar. Op het laatste moment besloot oma dat het feest bij haar zou worden gevierd. ‘En nee, Wies, je hoeft geen oliebollen te bakken, daar zorg ik voor.’ Weemoedig borg mijn moeder de bakingrediënten in de keukenkast. Volgend jaar dan maar…

Vaders galblaas werd verwijderd. Oma besliste dat hij bij haar moest bijkomen van de operatie, daaraan viel niet te tornen. Bij ons thuis was het te druk met de kinderen.

Maar haar liefde en bezorgdheid overheerst mijn herinneringen.

Toen ik op mezelf woonde had zij de gewoonte mij te bellen op tijdstippen die voor mij nog nacht waren. Bijvoorbeeld zaterdagochtend, 9 uur. ‘Je belt wel erg vroeg’, was mijn narrige reactie. ‘Te vroeg, hoezo? ‘ Oma klonk wat beteuterd. Ik heb er nog spijt van.

Door de keiharde punkmuziek hoorde ik bijna de bel niet. Jan Dirk.

‘Oma is gevallen. Heup gebroken.’

Het begin van het einde. In het ziekenhuis was zij aanvankelijk nog monter, maar al gauw raakte zij los van de werkelijkheid. Ze was ervan overtuigd dat iemand haar wilde vermoorden, en riep om politiebewaking. Delier. Twee weken later stierf zij.

‘Wij hebben veel gemeen’, zei zij ooit tegen mij. Mooi, maar klopte het? In welk opzicht? Ook ik wil vaak mijn zin doordrijven. Of misschien mijn eigenwijsheid? Vooral als het om Rotterdamse straten of tramlijnen ging, dacht oma het altijd beter te weten. Evenmin als haar kleindochter kon zij moeilijk ongelijk bekennen.

Maar toen ik moeder werd, zag ik wat wij gemeen hadden.

Zoon Daan kwam vaker bij ochtendgloren thuis, maar nu was zijn bed onbeslapen. Hij was niet teruggekeerd van zijn studentenbaan als afwashulp in Hotel New York. Duisternis alom. Mijn allerliefste jongen, waar was hij? Zagen wij hem ooit weer? Daan, met zijn relativerende grappen. Daan, met wie ik tot drie uur ’s nachts naar door hem uitgezochte films kijk. High Noon, Goodfellas, Eyes Wide Shut. Zijn geboorte. Daan in mijn armen, vers uit de buik, rozig, slapend gezichtje van onder een blauwwitte puntmuts. Zijn dood zou de mijne worden.

Echtgenoot Rien sprak mij aan op relativeringsvermogen, dat ik mis. ‘Rustig afwachten, jongens van die leeftijd blijven wel vaker een nacht weg…’

Vrijwel hetzelfde zei de invoelende politiemevrouw die ik aan de telefoon kreeg, toen ik in vertwijfelde paniek opbelde.

Maar ik sprong op de fiets, schuimde alle plekken af waar Daan geweest kon zijn. Grauw en onheilspellend was het wolkendek boven de Maas. Zaten wij straks met de begrafenisondernemer om de tafel?

Hotel New York, waar Daan na zijn dienst met collega’s bleef doorzakken. Daar was hij niet. Een ober tipte Café De Witte Aap, waar ze soms naartoe gingen. Niks. Niemand. Maar ja, maandagochtend…

Onverrichterzake de Erasmusbrug weer over.

Donker was het kolkende Maaswater. Dreggen?

In mijn zak trilde mijn telefoon. Echtgenoot Rien. Daan was thuisgekomen. Hete tranen van opluchting.

Ach lieve oma Co, eindelijk snap ik het. We lijken op elkaar.

Laat een reactie achter.

Inloggen is niet nodig. Klik in het tekstveld en kies een naam om als gast te reageren.
blog comments powered by Disqus