Westbroek
Journalistieke Producties

Over een slak die kilometers vreet

‘Ik wil tennissen!’

Door het hele huis hing ik briefjes op met die tekst, in de hoop mijn ouders over te halen om mij op te geven voor de tennisclub van mijn klasgenoten. Ik wilde erbij horen, maar ze vonden mij met veertien jaar te jong. Bovendien zat ik al op ballet.

Pas op mijn zeventiende mocht ik lid worden van Victoria, een chique sportvereniging waar veel schoolgenoten tennisten. Alleen, niet in het woensdagmiddaggroepje waarin ik belandde. De gemiddelde leeftijd was zes jaar. De trainer, toenmalig tenniskampioen Betty Stöve, zette een automaat aan met ballen die wij moesten terugschieten, en ging vervolgens koffiedrinken. Zij liet zich niet meer zien.

Na een paar trainingen, die op dezelfde manier verliepen, hield ik het tennis voor gezien.

Ook hockey, bij dezelfde club, was geen succesnummer. Ik was de slechtste speler van het slechtste team. Als ik al een bal kon raken, wist ik niet waar die heen moest, en eerlijk gezegd boeide het me ook niet. Ze lieten me voor spek en bonen meedoen, door me ergens achter een lijn te parkeren waar ik weinig kon verprutsen. Toch verloren we wedstrijden met gemiddeld 20-0. Mijn schuld?

Ik was er in ieder geval gauw klaar mee. Eigenlijk had ik het kunnen weten, want balspelen met gym vond ik altijd al strontvervelend en ik kon en wilde de regels niet snappen. Mijn inzet en prestaties waren dramatisch.

Lange tijd konden alleen ballet- en tapdanslessen mij in beweging brengen.

Toen dit verwaterde, gingen Echtgenoot en ik wekelijks naar de sportschool.

Het sportieve uurtje sloten wij af in een restaurant. Dat schoot niet echt op, qua zojuist verbrande calorieën.

Toen Echtgenoot met collega’s hardlooptrainingen ging doen als voorbereiding op de 10 kilometer bij de Marathon van Rotterdam, stond ik niet te springen om me bij dit groepje te voegen.

Maar toen ik hem op D-day voorbij zag schichten over de Kralingse Plaslaan, kreeg ik toch de kriebels. Geweldig, een sport waar niks aan te snappen valt, alleen maar rennen, verstand op nul, blik op oneindig…Volgend jaar ben ik erbij!

Hardloopervaring had ik niet. Jaren terug trainde ik met echtgenoot in het park, op goedkope sportschoenen en veel te dikke joggingpakken. Ik meende op mijn tenen te moeten rennen, omdat ik sportlieden zoiets zag doen tijdens hun warming-up, en was na een paar honderd meter al uitgeput. Ook de loopband in de sportschool begreep ik niet. Ik zette hem altijd op een voor mij veel te hoge snelheid, en dwong mezelf dit minimaal 10 minuten vol te houden. Daardoor ging ik het apparaat zo diep haten, dat ik mij altijd intens opgelucht voelde als alle loopbanden bezet bleken.

Voor de 10 kilometer bij de Rotterdam Marathon begon ik te trainen op de loopband, goudkleurige sneakers van het Kruidvat aan de voeten.

Het werd pas serieus na aanschaf van een echte hardloopoutfit. Bij de eerste trainingen op straat liep ik alsof ik een kruiwagen vol cement duwde. Wandelaars haalden mij moeiteloos in. Uiteindelijk tipte iemand mij om rechtop te lopen: eyeopener!

Mijn eerste 10 kilometer was een mijlpaal. Bepaald geen toptijd, 1.09 minuten, maar niet verkeerd voor een beginnende slak. Sindsdien werd ik wel wat sneller, maar omdat mijn niveau de beginnende slak nog te weinig oversteeg, ging ik, na een tip van een loopcoach naar Mensendieck om mijn loophouding te verbeteren.

Uiteindelijk werkte dat, maar een hinde ben ik nooit geworden.

Ik ben meer een diesel, die in een kacheltempo eindeloze afstanden kan afleggen.

In 2010 liep ik twee halve Marathons, een week na elkaar.

De eerste, de Haarlemmermeerrun, was pure horror. Er deden weinig mensen mee, zodat ik er alras als laatste achteraan kwam sukkelen. Als laatste loper werd ik in het zonnetje gezet. De ultieme vernedering.

De tweede, de Amsterdam Halve Marathon, was een feestje. Als een grijze muis kon ik opgaan in een immense menigte lopers van over de hele wereld. Er liepen hordes mensen achter mij, ik voelde me heroïsch.

Van alle kanten werd mij aangeraden bij een loopgroep te gaan. Mijn houding zou verbeteren, ik kon sneller worden en het was nog gezellig ook. Een week na de halve van Amsterdam maakte ik mijn opwachting in de E-groep van Rotterdam Atletiek. Het werkte. Onder leiding van een techniekdocent die wij de TrainerT noemden (naar de film De Marathon, die elke hardloper gezien moet hebben), verbeterde mijn loophouding en daardoor mijn snelheid. De tips van de trainerT en de gezelligheid in de groep stimuleerden mij. Ik keek uit naar de dinsdag- en donderdagavonden met de groep. Ik kon sommigen voor blijven, leerde accepteren dat ik sommigen nooit kon inhalen, maar handhaafde mij lange tijd in de middenmoot, als een voetbalclub aan de bovenkant van het rechterrijtje. Maar bovenal was het gezellig om na afloop met een kopje thee na te kletsen en ervaringen uit te wisselen.

Maar mijn finishtijden bij prestatielopen bleven een bron van frustratie. Bittergraag wilde ik tien kilometer onder het uur lopen, maar dat is mij nooit gelukt. Ja, tijdens de City Pier City 2012. Toen zou ik volgens de officiële uitslagenlijst 59 minuut nog wat hebben gelopen, maar op mijn hardloophorloge stond toch echt 1.05 uur. Niet verkeerd voor mijn doen, een pr bovendien, maar geen negenenvijftiger. Een duidelijke bug in het digitale uitslagensysteem, maar ik liet het zo. Had ik dat ook gedaan als er 1.15 had gestaan?

Langzaam maar zeker drong het tot mij door dat ik het van mijn snelheid niet moest hebben. Mijn kwaliteit ligt in kilometervreten. Was een Marathon iets voor mij? Echtgenoot ging mij al voor, in Rotterdam. Maar Rotterdam viel af. Met mijn tempo zou ik de finish misschien met hangen en wurgen halen, maar het risico dat ik dan de bezemwagen en die lollige broek op die motor van RTV Rijnmond achter mij aan zou krijgen, was te groot. Maar Amsterdam? Officieel mag je daar 6 uur over doen, in de praktijk 7 uur. Dat werd hem, in oktober 2015.

Ik leefde ernaartoe als naar de bevallingen van mijn twee kinderen, met als belangrijk verschil dat je bij een bevalling niet kunt afhaken. Maar daar had ik ook geen behoefte aan. Het ging best lekker, met een mooi stuk langs de Amstel. De naarste herinnering beleef ik aan een motoragent ter hoogte van Duivendrecht, die ineens riep: ‘Opschieten mensen, de beisumwoage komt eran!’ Van schrik schoot ik in een sprint, bijna huilend. Het bleek een grap, een staaltje klassieke Amsterdamse humor. Lang hield ik dit niet vol, maar ik liep een voor mijn doen mooie tijd: 5.35.

Met de coole balsporten is het nooit iets geworden, maar met hardlopen hoorde ik erbij. Bij het leger der Marathonlopers. Op mijn vierenzestigste!

Laat een reactie achter.

Inloggen is niet nodig. Klik in het tekstveld en kies een naam om als gast te reageren.
blog comments powered by Disqus