requiem voor een blauw Golfje
30 maart 2012
Had
ze maar vaker met mij mee gemogen. Maar ik moest altijd zo nodig haar
stoere broer mee hebben, voor mijn schuwe stadsritjes naar te
interviewen bovenmeesters en peuterjuffen. In deze statige,
auberginekleurig BMW dwong ik- althans, dat hoopte ik- nog enig respect
af. met mijn kruiperige rijstijl, die elke mier voorrang gaf.
Ondertussen stond dat arme,Golfje als een blauw muur-vergeetmijnietje
weg te kwijnen langs de trottoirrand aan de Bakemakade. Slechts één keer
flakkerde zij op. Letterlijk. Woeste vlammen stegen op uit het
motorblok. Dikke rookwolken verduisterden het kruispunt aan de
Putselaan, die onzalige donderdagochtend in de nazomer van 2005. Een
macaber vuurinferno,dat politie en brandweer met groot alarm deed
uitrukken, dat voorbijgangers inspireerde tot fotografie met mobiele
telefoontjes, dat het motorblok reduceerde tot een inktzwarte ruïne.
“Een scheur in de benzineleiding”, legden de mensen van het sloopbedrijf uit aan de verdoofde Manlief.
Schijnt vaker voor te komen bij auto’s die niet regelmatig worden gebruikt.
Mijn moeder ging die dag voor de
tweede keer dood. Van haar erfden wij dat lieflijke blauwe autootje
(zoals een stalkende aanbidder van zus Wietske het Golfje ooit noemde in
brieven aan mijn moeder, waarin hij verzocht om een door haar
gearrangeerde ontmoeting met ‘uw goddelijke dochter’)
Onze Charlotte zou het Golfje
krijgen, zo gauw zij slaagde voor haar rijbewijs. Het dappere autootje
mocht dan al veertien jaar oud zijn, het kon nog heel lang mee. De
Hendrikje van Andel onder de auto’s.
Niet dus. Had ik maar toegegeven aan
de pijn in mijn hart, al die keren dat ik haar voorbijliep, rammelend
met autosleutels. ‘Ha, fijn, ik mag mee!’ hoorde ik haar denken.
En ik kromp ineen voor die droevige, verwijtende blik, waarmee zij mij nakeek, als ik haar even later voorbijreed in de BMW.
Zes jaar lang hadden wij twee auto’s.
De BMW kochten wij van mijn moeder, nadat mijn vader was overleden.
Toen mijn moeder hem binnen het jaar volgde, kwam haar blauwe Golf in
het testament. Zij zou eerst naar Wietske gaan, maar deze zag zichzelf
de komende jaren niet autorijden. Kwam het door die klap, waarmee zij
dat lieflijke blauwtje in het portier van Moeder’s overbuurvrouw
parkeerde? Rijbewijsloos, maar overmoedig, kroop zij in de rol van
chauffeuse voor een bevriende Amerikaanse logeer-ex, die alleen in
automaten dorst te rijden. Na notarieel overleg viel de beslissing: het
blauwtje ging naar mij. Voor Lot. Ooit.
Geluk heeft zij bij ons niet gekend.
Zij mocht dienst doen als vervoerbak, want haar laadruimte was
efficiënter dan die van de gedistingeerde BMW-broer. Sligro-voorraad,
symposiumpanelen, studentenhuisraad, het blauwtje heeft het allemaal
trouw versleept. Soms mocht zij invallen, als de andere partner met de
BMW de hort op was.
Zo maakte zij ook haar laatste rit, acht dagen voor haar verscheiden.
Ik had zoon Daniël een lift gegeven,
naar het kantoor van zijn huisbaas, in Kralingen. Op de terugweg, op de
Oostzeedijk, werd ons de weg versperd door een bakfiets van
buitenproportionele afmetingen. De laadbak werd in beslag genomen door
een groteske, voorwereldlijke leunstoel, van waaruit een jongmens de
morrende weggebruikers olijke blikken toewierp. Een promostunt van
studentenvereniging SSR. Die benzineleiding had toen al vlam kunnen
vatten. Welk een surrealistisch schouwspel had dit kunnen opleveren, in
combinatie met die rijdende leunstoel!
Ach, arm, lief, klein, blauw Golfje.
Plaatjes vormen onze enige herinnering aan jou.