waarnemen
30 maart 2012
Open
dag op een ROC in een grote stad. De powerpointpresentatie van de
opleiding Beveiliging wekt grote belangstelling. Een groep jongens en
een enkel meisje, sommigen vergezeld door ouders, doen een raadspelletje
met plaatjes. Hoeveel wolven zie je in het sneeuwlandschap? Hoeveel
fouten zitten er in dit plaatje? Wat staat er onder deze Colareclame?
‘Coca Cola’, roept een jongen. Fout. ‘Coca Coca’, staat er. Waarneming,
daar gaat het om, doceert de leraar naast het scherm. Waarnemen, de
basis van het beveiligingsvak. ’ Wat valt je op? Het gaat om zien en
opslaan’, houdt hij zijn gretig luisterend gehoor voor:’Waarnemen
beslaat een groot deel van het lesrooster.’ Aan het eind van de
demonstratieles is het niet moeilijk om aankomende studenten bereid te
vinden tot een interview voor mijn artikel over open dagen, voor een
onderwijstijdschrift. Enthousiast vertellen zij over het beeld dat zij
van de opleiding hebben en over hun ervaringen met open dagen. Drie
jongens staan om mij heen, en een beduidend oudere man. Op het oog een
gevorderde veertiger, type Haagse Harry. Buikig, overdekt met bont
gekleurde tatoeages. Korte broek, schreeuwerig T-shirt, ringetje in het
oor. Maar even betrokken als de rest. Vlijtig noteer ik de
antwoorden in mijn BlackBerry. Bijna ben ik aan een afronding toe, als
een bonkige, vierkante vrouw vastberaden op ons afstevent. Om haar
plompe gestalte spant een donkerblauw pak van militaristische snit. Een
dragonder, die mij bars toe buldert ‘Wat bent u aan het doen, dat gaat
zomaar niet!’ Ik leg uit dat ik toestemming heb om te interviewen en
zoek naar de uitdraai van de e-mail van voorlichting, die dit moet
bewijzen. Al meerdere malen moest ik dit papier die middag tonen, waarna
zich alle deuren voor mij openden. Zo niet nu. Mijn geïnterviewden
maken aanstalten te vertrekken, maar ik heb nog niet van iedereen de
naam. Waar had ik ook alweer dat verdomde papier? ‘Wacht u even,
ik pak het zo.’ Haastig noteer ik wat namen van de vertrekkende
jongens. Dit valt niet goed bij de Kenau, die mij gelast onmiddellijk te
stoppen. Ik overhandig haar de mail, spijtig de laatste 3
geïnterviewden nakijkend, die voor mij anoniem zouden blijven. ‘Kunt u
bewijzen dat u dat bent?’grauwt Kenau, het papier scannend.
Zuchtend diep ik mijn perskaart op. Dan moet zij het wel geloven. Met
zichtbare tegenzin. Zonder een woord van excuus. ‘Beseft u dat u de
persvrijheid frustreert?’voeg ik haar pompeus toe,’dat is een groot goed
in dit land.’ Kenau maakt zich bekend als directeur en coördinator van
de opleiding beveiliging. Zij vertrouwde het niet, omdat zij mij niet
met de pers associeerde: ‘Uw jas is kapot en zit vol vlekken.’
Auw! Mijn mooie United-Colors-of-Beneton camel, waarin ik mij zo
sophisticated waande…Oké, misschien door recente verhuizing wat
gekreukeld en Inspecteur-Columbo-achtig geworden, maar vlekken? Kapot?
Waar dan?! ‘En bovendien’, vervolgt Kenau, ‘hoorde u bij die meneer met
die oorring, in die korte broek.’ ‘Dat was ook een aankomend student’,
roep ik verbijsterd. ‘Nee hoor, daarvoor is hij veel te oud.’ Tot
zover de directeur en coördinator van de opleiding Beveiliging.
Waar draaide die opleiding ook alweer om? Waarneming. Zien en opslaan.
Ach ja.